SluiS 0-100, omdat zorg niet ophoudt bij 23 jaar!

Bij zorgen omtrent kwetsbare jongeren van 0 tot 23 jaar geven professionals in de MULTIsignaal Verwijsindex (SISA Rotterdam) hun betrokkenheid aan. Wanneer blijkt dat er meerdere professionals betrokken zijn bij dezelfde jongere, kunnen zij contact met elkaar leggen en afstemmen hoe zij de deze jongere gezamenlijk het beste kunnen helpen. In de Verwijsindex staat alleen benoemd wie er betrokken zijn. Er staat geen inhoudelijke informatie in de Verwijsindex.

Uit de landelijke evaluatie van de Verwijsindex bleek, dat het goed zou zijn om de Verwijsindex uit te breiden naar alle leeftijden. In de pilot Sluitend Samenwerken 0-100 jaar (SluiS) werken de gemeente Rotterdam en ketenpartners nauw met elkaar samen om goede hulp- en dienstverlening te bieden aan inwoners van alle leeftijden.

Het ontstaan van Sluitend Samenwerken 0-100

Sluitend Samenwerken 0-100 (SluiS) is tot stand gekomen op initiatief van de programma’s: “Veilig Thuis” en “Eerder Thuis / Verwarde Personen”. De laatst genoemde gaat over burgers, die in verwarde toestand worden aangetroffen. Het komt te vaak voor dat een verwarde burger, omdat hij overlast bezorgt, in een politiecel wordt gezet. Vaak verergert dat de situatie voor die burger. Ook vanuit het domein veilig willen professionals in contact komen met de collega’s in het zorg-werkveld, zodat bekeken kan worden wat deze burger echt nodig heeft. Daardoor ontstond de vraag, of een systeem zoals de Verwijsindex SISA breder ingezet kan worden. Vervolgens is er contact gelegd met het Centrum voor Publieke Innovatie, dat vanuit MULTIsignaal de Verwijsindex beheert.

“De Verwijsindex openzetten voor alle leeftijden is geen optie, want de veiligheidskant en de ouderen- en volwassen-hulpverlening waren nog niet aangehaakt. Daarom gingen wij met een groep ketenpartners uit deze domeinen in gesprek. Zo konden we nagaan of dit hulpmiddel ook iets voor hun organisaties kon betekenen.”

Organisaties zijn gericht op de aanpak 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. De reacties waren hierdoor veelal positief, maar men had ook bezorgdheid; “Wat komt er dan op ons of? Wat betekent dit voor de privacywetgeving? Wat betekent dit voor de professionals? Hoe ondersteun je professionals hierin?” Rondom deze vragen heeft het projectteam instrumenten ontwikkeld, dat resulteerde in de Pilot SluiS.

“In SluiS vinden we met elkaar dat het belangrijk is om te signaleren, we hebben er met elkaar over nagedacht, we vinden gezamenlijk uit hoe het werkt en we evalueren gezamenlijk. Niet alleen de gemeente, maar alle 22 organisaties inclusief de gemeente. Naar aanleiding van onze bevindingen zullen we een advies geven aan de rest van Nederland.”

Vanuit allerlei gemeentes en organisaties wordt enthousiast op SluiS gereageerd, maar ook vanuit het Ministerie van VWS. En het enthousiasme van alle betrokken professionals geeft aan dat er behoefte is om in een vroeg stadium met elkaar samenwerken en dat de Verwijsindex voor alle leeftijden hiervoor een goed instrument is.

Samenwerken vereist openheid en kennis

Om te kunnen samenwerken moet je elkaar kennen. Je moet op de hoogte zijn van elkaars belangen en de inhoud van elkaars dienstverlening. Op basis daarvan kan je met elkaar nadenken wat passende hulpverlening is voor dat ene gezin of die ene cliënt en samen een plan te maken. Samenwerken verreist openheid en kennis.

Een concreet voorbeeld uit de praktijk: Een professional zegt tegen zijn cliënt: “Je moet echt even tot rust komen”. En de andere professional zegt vervolgens tegen dezelfde cliënt: “Als jij nu niet gauw gaat solliciteren, dan kort ik je op jouw uitkering!”. Dit veroorzaakt stress, hogere schulden en de geestelijke gezondheid van de cliënt wordt negatief beïnvloed.

Door te werken met SluiS kun je veel beter, gericht op de cliënt en zijn situatie, maatwerk leveren.

FOTO: KONINKLIJKE BOON EDAM | FOTOSTUDIO FEDDE DE WEERT

De beginfase van Sluitend Samenwerken

Vanuit het Programma Veilig Thuis is er met zeven organisaties gestart, inmiddels zijn dat er 22. Na de start kwam de groep er al gauw achter, dat er meer zaken waren waar rekening mee gehouden moest worden. Het begint met een aantal randvoorwaardelijke zaken, zoals de privacywetgeving, die voor verschillende werkterreinen anders is. Daarnaast is het belangrijk om de signalerende professionals mee te nemen en ze te trainen in waarom signaleren van belang is en wanneer je dit doet. Het is belangrijk om niet iedereen zomaar in het systeem te zetten, maar dat er nagedacht wordt over zorgen en samenwerken. Esther is van mening dat je deze informatie niet kan meedelen op een papiertje, maar dat je met elkaar in gesprek moet. ”Uiteindelijk wil je dat je op een zo eenduidig mogelijke manier signaleert, want signaleren is ook een manier van communiceren.”

De beginfase bestond vooral uit het doordenken van de effecten en daar hulpmiddelen opzetten. In de tweede fase is er veel aandacht besteed aan de implementatie van het signaleren. In de derde fase, de uitvoering, hebben we ervoor gezorgd dat de professionals kunnen signaleren en dat we dat monitoren. Momenteel bevinden we ons in de evaluatiefase, waarin we bekijken hoe de pilot een vervolg krijgt.

Een vliegende start!

Zeker in de beginfase schoten de signalen de pan uit! Dat ging heel snel, met honderden per dag. Dit kwam voor een deel door het enthousiasme van de organisaties, maar ook was met een aantal organisaties afgesproken dat we hun cliëntenbestand zouden invoeren in SluiS. Cliënten moeten voordat er een signaal over hen wordt afgegeven wel geïnformeerd worden. Hoe een organisatie informeert, dat is aan de organisatie zelf. Iedereen mag het op zijn eigen manier doen, maar je moet wel aan elkaar vertellen wat je doet.

Bijvoorbeeld: Het Centrum voor Jeugd en Gezin kiest ervoor om niet iedereen te signaleren, omdat niet elk kind te maken heeft met zorgen, soms zijn het gewoon adviesvragen. Het Centrum voor Dienstverlening signaleert wel alle cliënten. Zij bieden tweedelijns hulpverlening en bij alle cliënten is er sprake van zodanige problematiek, dat zij hun betrokkenheid willen laten zien. Voor elke organisatie is een Organisatieprofiel opgesteld, zodat men intern, binnen de eigen organisatie, en extern, tussen deelnemende organisaties, weet wat je kan verwachten van elkaar.

We zien de enthousiasme, energie en intrinsieke motivatie van de professionals en de deelnemers. “Het is al nogal wat om je nek uit te steken in deze samenleving, waarin we steeds meer bewust zijn van privacy en het zorgvuldig omgaan met gegevens van mensen!” De kracht van deze manier van samenwerken is dat in het systeem alleen wordt vastgelegd, dat een professional betrokken is en geen informatie geeft over de inhoud van die betrokkenheid.

Privacy gewaarborgd

In het begin hadden organisaties soms zorgen over het meedoen. Deze gingen veelal over de privacy van cliënten en over de belasting van de extra registratieve handeling voor de professional. Dat gesprek wordt niet meer gevoerd, het nut heeft zich voor de professionals al bewezen. We krijgen nu vooral de vraag: “Wanneer gaan we dit breed uitzetten?”. Echter om deze vraag te beantwoorden moeten we eerst de resultaten afwachten.

De pilot is omvangrijk. Deelnemende organisaties doen veelal mee met een gedeelte van hun organisatie. Aan zeven organisaties hebben we helaas ‘nee’ moeten verkopen. De pilot dreigde te groot en te onbeheersbaar te worden. Deze geïnteresseerde organisaties worden wel betrokken in de verdere ontwikkeling. Ze denken mee en worden op de hoogte gehouden.

Sluitend Samenwerken is ons feestje!

Het oprecht willen faciliteren van de deelnemende organisaties is fijn samenwerken; naar professionals luisteren, hen mee laten denken en die input waarderen en terug laten komen in de producten. Esther zegt tegen deze organisaties: “Toevallig heeft de gemeente Rotterdam nu een potje geld om dit te doen, maar het is ons gezamenlijke feestje! Het is niet de gemeente die iets oplegt, maar we ontdekken dit samen.” Ook de evaluatie is een onderdeel dat samen wordt opgeleverd. Op deze manier heb je veel meer kans dat mensen graag mee willen werken. In plaats van het direct in een wet te verankeren. Eerst moeten de effecten worden opgehaald, voordat je het over een wet hebt.

 

Esther Visser is projectmanager en sinds 10 jaar werkzaam voor de gemeente Rotterdam. Zij wordt de laatste jaren vaak ingezet voor projecten waarin de gemeente iets voor burgers wil realiseren in combinatie met automatisering. Vanuit deze ervaring raakte zij betrokken bij de pilot Sluitend Samenwerken 0-100 jaar.